Salvador Dalì

 

Dalí werd geboren in Figueres, een klein stadje aan de voet van de Pyreneeën, zo’n 25 kilometer van de Franse grens, in Catalonië, Spanje op 11 mei 1904. Hij had een zus, Anna Maria (1908-1989), die in 1949 een boek over haar broer schreef. Salvadors oudere broer, die ook Salvador heette, werd op 12 oktober 1901 geboren, maar overleed op 1 augustus 1903, negen maanden voor de geboorte van Salvador.[1] Zijn eerste tekenonderwijs kreeg Dalí op tienjarige leeftijd van een vriend van zijn vader, de impressionistische kunstschilder Ramón Pichet (1872-1925). Zijn eerste tentoonstelling vond in 1918 plaats in het stadstheater van Figueres.

 

In zijn jonge jaren was Dalí geïnteresseerd in kunstschilders als El Greco, Francisco Goya, Michelangelo en Diego Velázquez. Hij richtte zijn aandacht in die tijd op het impressionisme en het kubisme.

 

Salvador Dalí studeerde in Madrid van 1921 tot 1924. Al in die tijd was hij, waarschijnlijk om de aandacht op zich te richten, een excentriek figuur. In 1926 ging hij naar Parijs. Daar leerde hij Pablo Picasso en André Breton kennen. In 1929 werd hij verwelkomd door Breton en sloot hij zich aan bij het surrealisme. Hij werkte er samen met onder anderen de cineast Luis Buñuel.

 

In augustus 1929 bezochten Gala, haar echtgenoot Paul Éluard en enkele vrienden Dalí in Portlligat, vlakbij Cadaqués. Het was liefde op het eerste gezicht voor Dalí en Gala. Gala scheidde daarna van Éluard en huwde in 1934 voor de wet met Dalí. De Spaanse Republiek stond echtscheiding voor het eerst toe, en kende voor het eerst ook een burgerlijk huwelijk. Pas in 1958 werd hun kerkelijk huwelijk te Montrejic ingezegend, na de dood van Paul Éluard. Het gerucht ging dat Dalí een fobie voor vrouwelijke genitaliën bezat. Dalí was dan ook zeer waarschijnlijk nog maagd toen hij Gala in 1929 ontmoette. Nog voordat Dalí en Gala elkaar ontmoetten had hij een zeer innige vriendschap met de homoseksuele poëet Federico García Lorca, die tweemaal vergeefs seksueel contact zocht met Dalí.[2] Hun vriendschapsband eindigde echter nadat de film Un chien andalou van Luis Buñuel en Dalí uitkwam. García Lorca beschouwde deze film als een persoonlijke aanval op hem. In 1936 was het commentaar van Dalí op de dood van García Lorca in een nationalistische gevangenis: “Lorca is gestorven op een manier die bij hem past.”[3]

 

In de zomer 1940 vestigde hij zich in de Verenigde Staten na een vlucht uit Frankrijk dat door het Duitse Rijk werd bezet, waar hij 15 jaar zou wonen. In 1955 keerde hij terug naar Spanje. Deze periode staat bekend als zijn “klassieke” periode. Hierin uitte hij zijn gedachten over de wetenschappen en zijn diepe katholieke geloof. In deze tijd maakte Dalí een serie van 18 grote schilderijen. Ook maakte hij enkele kunstjuwelen. Dalí ondersteunde de opstand van Francisco Franco en andere officieren die leidde tot de Spaanse Burgeroorlog, hoewel Dalí Spanje lange tijd niet zou bezoeken, en feliciteerde met andere kunstenaars de generalissimo bij de overwinning van de Spaanse nationalisten in 1939.[3] In New York bad hij in de Sint-Patrickkathedraal in de jaren 40 herhaaldelijk publiekelijk voor de Caudillo en diens Spaanse staat.[3] In de VS werkte Dalí jarenlang als adviseur en tekenaar voor de beroemde Walt Disney.[3]

 

Dalí werd later als aanhanger van de alfonsistische monarchisten – zelf noemde hij zich anarcho-monarchist[3] – door de Spaanse koning Juan Carlos in de adelstand verheven. Hij en Gala werden markies en markiezin de Dalí de Pubol. Eerder werd hij al opgenomen in de Orde van Isabella de Katholieke. De adellijke titel verdween met Dalí in het graf aangezien hij geen kinderen had. In 1981 werd hij met de Medalla d’Or de la Generalitat de Catalunya, de hoogste Catalaanse onderscheiding, gedecoreerd.

 

In 1982 overleed zijn vrouw en levenslange muze Elena Djakonova(Gala), 89 jaar oud.

 

Op 23 januari 1989 overleed Dalí aan een hartstilstand in de Galatea-toren van zijn museum in Figueres, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonde. Hij werd daar ook begraven.

 

Op 29 december 2005 overleed de secretaris van Dalí, de Ier John Moore op 86-jarige leeftijd in Spanje. Hij werkte samen met Dalí aan projecten in Hollywood en na het overlijden van Dalí in 1989 werd Moore ervan verdacht vervalste werken van Dalí te hebben verkocht.

 

Schilderstijl

 

Salvador Dalí behoort tot de surrealisten.

 

Vroege periode (1917-1927)

 

In zijn vroege periode maakte Dalí hoofdzakelijk werken met als onderwerp het landschap in de omgeving van Figueres en het vissersplaatsje Cadaqués. Hij werd geïmponeerd door het grillige, bijna buitenaardse landschap van Cap de Creus, het meest oostelijke puntje van het Iberisch Schiereiland waar hij graag kwam. Zijn vroegste werken tonen al zijn verwantschap met het impressionisme en kubisme.

 

Overgangsperiode (1927-1928)

 

Deze periode wordt gekarakteriseerd door heftig experimenteren. De doeken hebben vaak verschillende texturen, gemaakt met verscheidene verfkunstharsen en een collage van grof zand en grind van dichtbijgelegen stranden. Dalí nam hierin ook stenen, kurk en andere materialen op, en werkte later met verschillende soorten hars, wat later de benaming ‘plastic’ heeft gekregen.

 

Surrealistische periode (1929-1940)

 

De surrealisten geloofden dat logica alleen niet voldeed, dus wendden zij zich tot het onderbewuste en dromen in een poging de grenzen van de rede te overschrijden. De surrealisten werden beïnvloed door de ideeën van Sigmund Freud en Dalí begon zijn eigen angsten en fantasieën te verkennen en legde deze door symbolische beelden op doek vast in een ultrarealistische, fotografische stijl. Hij verwees naar deze schilderijen als ‘handgeschilderde droomfoto’s’. Zie: Surrealisme.

 

Klassieke periode (1941-1989)

 

In 1941 gaf Dalí zijn surrealistische stijl op voor een meer universele artistieke verklaring. Zijn interesse ging van persoonlijke obsessie over op universele thema’s en hij raakte gefascineerd door religie en moderne wetenschap. Dalí keek terug om inspiratie te halen uit de klassieke en renaissancistische kunst. Deze inspiratie deelde hij met Arno Breker, de Duitse beeldhouwer die hij al vanaf zijn Parijse tijd kende en bewonderde. Ook keek hij vooruit naar de wetenschappelijke ontdekkingen van zijn eigen tijd.

 

Dalí en Freud

 

Dalí heeft een blijvende indruk nagelaten op Freud, die hierover schrijft aan Stefan Zweig (Freud and the Humanities, ed. By Poregrine Horden, Duckworth 1985, p 115, voetnoten 7 en 8). Door Dalí zou Freuds mening over het surrealisme in positieve zin veranderd zijn.

 

Dalí en film

 

In 1929 maakte Salvador Dalí samen met Luis Buñuel de surrealistische film Un chien andalou. In 1945 verscheen Alfred Hitchcocks Spellbound, waarvoor hij de “droomscène” ontwierp. In 1946 werkte Dalí met Walt Disney samen aan een korte animatiefilm die Destino zou heten. Het project werd destijds niet afgewerkt, maar in 2003 werkte de studio het alsnog af. Het is terug te vinden als bonusfilmpje op de dvd van Disney’s Fantasia.